Hoi Bas.
Hier heb je een raar maar waar gebeurd transportfiets verhaaltje.
Afgelopen vrijdag fietste ik van het atelier naar huis en bij thuiskomst ontdekte ik dat er een moertje van een van de zadelveren weg was. Onderweg verloren. Nu heb een tic van mijn vader geërfd door alle moertjes en boutjes die ik tegenkom te bewaren in een oude koektrommel en dan verwacht je dat daar wel een moertje in zal zitten wat dat verloren moertje kan vervangen. Maar na een middag zoeken en speuren vond ik niet één moertje dat paste.
Een andere methode, die ik mijn vader vaak heb horen mompelen, is dit. De goden aanroepen. “Heilige Anthonius, beste vrind, zorg dat ik mijn moertje vind.” Het hielp niet.
En eigenlijk wil ik het originele moertje er weer op terug zetten. Maar waar moet je zoiets in vredesnaam gaan zoeken. Ik voel er niet veel voor om 8.5 kilometer fietspad af te speuren. Ik had al het plan opgevat om bij een goede vriend van mij (John Schietecat), die fietsenmaker is en ook dol is op dit soort oude zooi (en daar ook van alles van bewaard), naar een passend moertje te gaan zoeken. Maar die is op Maandag dicht.
En terwijl ik vanmorgen weer naar het atelier fietste, en bedacht dat ik nog een dag lang met en losse zadelveer rond zou moeten gaan fietsen, dacht ik ineens weer aan dat moertje en de heilige Anthonius. Stel dat ik het zou zien liggen… “Heilige Anthomius, beste vrind….En terwijl ik dat bedacht zag ik een moertje op het fietspad liggen. Ik geloofde niet dat dit het afgevallen moertje kon zijn maar ik stopte toch om het op te rapen. Je weet maar nooit. En wat bleek… Je raad het al. Het paste. Buiten dàt was het exact de zelfde kleur en staat als het moertje aan de andere veer. Vol ongeloof maar helemaal gelukkig met deze, wel heel bizarre, vondst reed ik verder. Op het atelier draaide ik het verloren moertje weer vast. Toen zag ik dat het beslist het verloren moertje moest zijn. Temeer ook omdat ik in een koektrommel vol moertjes en schroefjes niet één moertje kon vinden met dezelfde draad.
Ik zit nu thuis, de dag af te sluiten, en ik denk terug aan dit bijzonder merkwaardige voorval. Je zou bijna gelovig worden.
Groeten,
Roeland.
De wonderen zijn de wereld nog niet uit
Ontbrekend moertje onder de zadelveer
Heilige Anthonius is bij deze uitgeroepen tot beschermheilige van de transportfietsen.
Antonius heette aanvankelijk Fernando. Hij was afkomstig uit de Portugese hoofdstad Lissabon en schijnt nog af te stammen van Godfried van Bouillon. Op 15-jarige leeftijd trad hij toe tot de kanunniken met de regel van Sint-Augustinus.
Twee jaar later verhuisde hij naar de Augustijner vestiging in Coïmbra. Toen acht jaar later een aantal enthousiaste transportfietsfietsers uit de nieuwe orde van Franciscus langstrokken om in Marokko door middel van transportfietsonderwijs de Moren te leren fietsen, sloot hij zich bij hen aan. Om zijn nieuwe leven te markeren, noemde hij zich naar de vader van de woestijnmonniken: Antonius.
In Noord-Afrika werd hij ernstig ziek. Onverrichter zake toog hij naar Noord-Italië. Juist op het moment dat Franciscus daar al zijn medefietsers aan het verzamelen was. Hoewel Antonius in Portugal een begaafd transporteur was geweest, hield hij zich nu zo bescheiden op de achtergrond dat hij in een kloostertje de meest eenvoudige karweitjes kreeg op te knappen.
Zijn huisgenoten meenden zelfs dat hij niet helemaal bij zijn verstand was.
Zijn gaven kwamen aan het licht, toen bij een grote plechtigheid tijdens een transportfietstoer de feestpredikant plotseling verstek liet gaan. In verlegenheid, omdat niemand op zo’n hoge feestdag met veel bezoekers, waaronder vele hooggeplaatsten, onvoorbereid het woord wilde nemen, wees iemand gekscherend op Antonius: “We kunnen altijd nog Antonius er op af sturen…” In zijn nederigheid nam Antonius deze opmerking aan als een bevel. Hoe zenuwachtig de anderen ook probeerden uit te leggen dat het maar een grapje was geweest, hij was er niet meer van af te brengen, en hield zo’n gloedvolle predikatie dat hij onmiddellijk door Franciscus uit fietsen werd gestuurd tot in de wijde omtrek, zelfs tot in Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje aan toe.
Naar het schijnt was hij eens bijzonder teleurgesteld over de lauwe houding van de gelovigen bij de vereniging. Om hen beschaamd te doen staan, trok hij naar het strand om dan in godsnaam maar voor de toerfietsen te preken: die zouden tenminste wel luisteren. En zo was het. Zodra hij het woord richtte tot de fietsenstalling bij het station, kwamen van alle kanten vissen fietsen in beweging en stelden zich in rijen voor hem op, de kleintjes helemaal vooraan op de stoep, de grotere op de achterste rijen. Door met hun achterlichtjes te bewegingen gaven ze hun instemming met Antonius’ woorden te kennen.
Naast zijn prediking verzorgde hij aan de universiteit van Bologna lessen theologie. Zijn leven was zo intens dat hij al op 36-jarige leeftijd stierf. Binnen een jaar na zijn dood was hij al officieel heilige verklaard: een record in de geschiedenis van Katholieke Kerk.
Patronaten
Hij is patroon van Padua, Lissabon, Paderborn en Hildesheim.
Daarnaast van de verloren voorwerpen; van de franciscanen; van verliefden op transportfietsen, echtelieden en huwelijkspartners; van vrouwen en kinderen; van de armen; van de reizigers; van bakkers met transportfietsen (Antoniusbrood), en van bergbewoners. Zijn voorspraak wordt ingeroepen voor een voorspoedige reparatie, tegen lekke banden, warmgelopen achternaven, en roest; tegen framebreuk, oorlogsellende en tegen de pest. Daarnaast geldt hij als patroon voor helpers in de nood en van de huisdieren fiets en ezel(de laatste vanwege het hostiewonder). In vroeger tijden was de dinsdag bijzonder aan hem toegewijd.
Antonius van Padua is bij uitstek de patroon van de verloren fietsonderdelen. Een bekend rijmpje zingt: “Heilige Antonius, beste vrind; maak dat ik mijn moertje vind.” Overigens tekent Erasmus in diens Enchiridion aan, dat deze functie vroeger door de H. Jeroen van Noordwijk werd vervuld, omdat hij er ooit voor had gezorgd, dat een inwoner van Noordwijk zijn gestolen transportfietsen op wonderbare wijze had teruggekregen. Erasmus merkt overigens nog op dat in zijn dagen diezelfde rol bij de Fransen door de apostel Paulus werd vervuld.
Waaraan heeft Antonius dit patronaat te danken? Het staat vast dat Antonius reeds 25 jaar na zijn dood voor deze nood werd aangeroepen. Als verklaring wijst men op het refrein van het zogeheten responsorie [= liturgisch gezang in het officie of in de mis, waarin de gelovige zijn reactie uitdrukt op de zojuist gehoorde lezing(en)
Als je om wonderen verzoekt
Dan verdwijnen dood, dwaling,
Rampspoed, duivel en melaatsheid.
Zieken staan gezond weer op.
Wind en helling wijken
Jong en oud vragen, en krijgen
Hun fietsen en
Verloren zaken terug.
Gevaren lossen op, nood wijkt.
Laat degenen maar vertellen
Die het meegemaakt hebben”
Die van Padua bijvoorbeeld
Eer aan de vader en de Zoon
En de Heilige Geest
Bid voor ons zalige Anthonius
Opdat wij de beloften
Van Christus waardig worden
Vandaag, 13 juni, is mijn feestdag. U kent mij als de heilige van de verloren voorwerpen: Antonius van Padua. Wie weet hoe vaak u gebeden heeft: ‘Heilige Antonius, beste vrind, geef ik dat ik mijn moertje vind.’ Of wat u dan ook kwijt was. Meestal staat de goede God mij toe u te helpen. Maar hoe ik aan die titel gekomen ben? De hemel mag het weten…
Of het moest zijn vanwege die preek die ik ooit hield. Een preek waarvan de mensen nogal onder de indruk waren. Ja, ze schrokken er zelfs van. Dat komt, omdat het evangelie soms zo duidelijk is. Maar als het iets anders zegt dan wij, mensen, willen horen, luistert men liever niet.
Zo had ik ooit de preekbeurt in Rimini aan de kust. De mensen wilden niet luisteren naar het woord van God. Toen ben ik naar het strand gegaan en heb mijn preek voor de fietsenstalling gehouden. Daar werd wel geluisterd. En weet u wat het gekke was? De mensen kwamen toen wél kijken: om te zien wat voor idioots ik stond te doen!
Zo hield ik ooit een preek bij de begrafenis van een rijk man. Zijn hele leven had in het teken gestaan van schraapzucht. Hij verzamelde transportfietsen en onderdelen. Hij leefde in zijn vitrinekast.
Tijdens zijn uitvaart in de kerk riep ik: “Weet u, wat onze Heer Jezus zegt? Hij zegt: ‘Waar je schat is, daar is ook je hart.’ Nou, ik daag u hier in de kerk uit naar het huis van deze man te gaan. Doorzoek zijn schatten. Ik geef je de verzekering dat je er zijn hart zult aantreffen.” Dat riep ik. De mensen deden het. Ze zijn naar het huis van die man gegaan. En inderdaad: men stootte op een echt mensenhart van vlees en bloed; het klopte nog…
Zou dat verhaal de reden zijn dat ik nu word vereerd als de heilige van de verloren voorwerpen?
Dan heb ik maar één vraag voor u vandaag. Hoe zit het met úw hart? Als ik op uw uitvaart een preek mocht houden? En ik zou weer die tekst van onze Heer Jezus als uitgangspunt nemen: ‘Waar je schat is, daar is ook je hart.’ Waar zullen ze na uw dood uw warm kloppend hart vinden?
Naast mijn transportfiets natuurlijk!
Halleluja! Leve Anthonius!
Groetjes van mij,
Charles Waagenaar
Hoi Charles.
Prachtig verhaal. Ik bewaar het.
Groeten,
Roeland.
Wat een geweldig verhaal, vivere onerariam per humanam vehiculum!
Hoi Jonathan,
Ik zit er inderdaad voornamelijk zelf op en het begint pas echt te leven als ik samen met Sandra aan het fietsen ben.
Groetjes van mij,
Charles Waagenaar
Jeetje….
Ik krijg tranen in mijn oren…
Wat een ode aan Anthonius!
Bij ons is er een ziekenhuis naar vernoemd, hopenlijk komt, is ,zal er geen verband zijn..?
Tussen het ziekenhuis en de transportfiets zeg maar..
🙂
groeten van mij,
Anne de Jager
Zucht, zelfs na zijn dood wordt de arme Anthonius geen rust gegund, zelfs nu wordt hij er nog regelmatig aan zijn oren bijgetrokken. Arme man !
Gr. Erwin
Ongelofeloos verhaal. Te gek voor woorden.
Chapeau Charles
Gegroet Peer