Heus, Cito heeft ’t

Een pedaal of een zuigertje van een ouderwetse metalen fietspomp. You name it en Cito heeft het. De winkel voor electra en rijwielonderdelen. Een anachronisme met wereldklandizie.

TEKST: JANNEKE DONKERLO / FOTOGRAFIE: CHANTAL WOUTERS

“Ho ho, vrouwtje, achter aansluiten!” Truus Bosch (87) lacht smakelijk als ze weer denkt aan de mannen die laatst netjes voor de winkel in de Ferdinand Bolstraat stonden te wachten tot-ie open ging. Niet meer zo kwiek maar toch kordaat liep ze de klanten voorbij met het doel om de deur van het winkelslot te halen. Haar winkel, nota bene! Maar ja, wie gelooft nu ook dat een hoogbejaarde vrouw een winkel voor elektra en rijwielonderdelen runt? Toch is het zo. Weliswaar niet van negen tot zes en elke dag, maar wel enkele uren, vier middagen in de week. Dan installeert Truus Bosch zich achter de toonbank, in een comfortabele rieten stoel. Naast zich de bijziende maar ongecoupeerde Cocker Spaniël, die enthousiast kwispelend getuigt van eigen staart. Met enige regelmaat steekt mevrouw Bosch een nieuwe sigaret op. Heel tevreden is ze in haar winkeldomein. “In de zomer, als mijn hulp op vakantie is, sluiten we de boel. Vreselijk vind ik dat. En mijn klanten ook. Ik ben altijd blij als we weer opengaan”.

Het is bijna niet voor te stellen, zo vol als de ruimte staat. Voor wie zich Swiebertje nog kan herinneren: de winkel van Malle Pietje was er niets bij vergeleken. Het is vrijwel onmogelijk om een tandwiel, velg of iets anders te voorschijn te toveren zonder jezelf in bochten te wringen. Aan het plafond hangen banden in allerlei soorten en maten. Wankele piramides met reserve onderdelen, los of in schoenendozen, benemen het zicht op wat erachter ligt

Gelukkig heeft mevrouw Bosch al jaren hulp van een twintig jaar jongere vriendin die haar helpt, want zelf op stellages klimmen, achter kasten rommelen of het gammele trapje afdalen naar de kelder, nee dat lukt niet meer. Cito. Zo heet de winkel dus. Cito is Italiaans voor ‘snelheid’. Haar Tinus, dat was namelijk een snelle. Wielrennen was zijn hobby. Het was 1937. Zij was een blom van negentien en woonde in Abcoude. Elke dag ging ze op de fiets naar Amsterdam waar ze in de binnenstad werkte als jongste bediende in een meubelzaak. Ze had altijd al een zwak voor wielrenners gehad. Lange types, mooie kuiten, niks mis mee.

Op een dag stond ze bij een stoplicht, naast een jongen met een lekke band. Eindelijk een aanleiding voor een praatje. Of ze kon helpen. Nadat de band was gerepareerd fietsten ze samen op. Of hij haar thuis mocht brengen. Dat mocht. De volgende dag, ze was bijna klaar met haar werk, kweelde haar bazin: “Truusje, er staat een jongeman door het raam te kijken. Is dat voor jou?” Drie jaar verkering hadden ze. Zo ging dat in die tijd. Eerst sparen voor je uitzet. De winkeldeur piept. Een jongen vraagt of hij even de fietspomp mag lenen. “Tuurlijk.” Een moderne hoge-drukslang met brommer- en fietsventiel zul je bij Cito niet vinden. Ook geen pin automaat, elektronische kassa of computer. “Nergens voor nodig”, vindt mevrouw Bosch. “Ik was laatst in een winkel, voor iets speciaals. ‘Ik zal even kijken in de computer of we dat op voorraad hebben, mevrouw’, zei die jongen. Het was nog een heel gezoek, ondanks die computer. Wij doen het gewoon zonder, we weten wel ongeveer waar alles ligt, hoor.”

Dat Cito toch op het internet staat komt door de klanten zelf. Laatst had iemand ontdekt dat Cito nog een bepaald soort achterspatborden van Puch had liggen, uit de jaren vijftig.
Nergens meer te krijgen, maar Cito had het. Op de website van de Puchclub gaf de klant er ruchtbaarheid aan en toen kwamen ze van heinde en verre. “Ach ja, de moderne techniek staat voor niets.” Mevrouw Bosch steekt nog een sigaret op en geeft de telefoon een zetje die op een uitgeschoven laatje met tandwieltjes staat en zijn evenwicht dreigt te verliezen.

Ze trouwden in 1940, twee maanden voordat de oorlog uitbrak. “Voorheen zat er een hoedenwinkel in het pand. Die ging op de fles. Het was in de crisisjaren”, herinnert mevrouw Bosch zich. “Mijn man was heel handig. Van kleine margarinekistjes had hij zelf wanden met laatjes getimmerd. Gewoon van afvalhout gemaakt; maar keurig hoor, aan de buitenkant was het als nieuw. Nu is het zowat antiek. Maar nog ijzersterk. “Er zitten al verschillende mensen op te azen.” Tot voor kort verkochten ze ook fietsen en later bromfietsen, merken als Kapitein Mobylette, Puch en Toomler. Die stonden voor in de winkel, op een ‘bordes’. De Pijp was toen nog een volksbuurt. De reparatiewerkplaats was onder de winkel, in de kelder, een lage vochtige ruimte.

“Tegenwoordig groeien de rozen op mensen hun schoenen. Maar of ze gelukkiger zijn, daar geloof ik niks van.”

“In het begin konden mensen kopen op afbetaling”, vertelt mevrouw Bosch, “Want in en vlak na de oorlog hadden de meesten geen cent te makken. Zelf woonden we met twee kinderen op een halve etage. Geen vetpot nee, maar daar heb ik nooit om gemaald. Tegenwoordig groeien de rozen op mensen hun schoenen. Maar of ze gelukkiger zijn, daar geloof ik niks van.”

Het was in die tijd natuurlijk ook niet allemaal rozengeur en maneschijn. Er was veel armoede en werkloosheid. “De vader van een later bekend geworden zanger had eens een fiets bij ons gekocht. Op afbetaling. Maar dat afbetalen ging niet zo rap. Dan klom ik maar weer drie hoog de trap op om te soebatten met zijn vrouw, een dikke schommel. Dat arme mens kon er ook niks aan doen, haar man verzoop de helft van zijn geld in de kroeg. Maar de week daarop kwam ze dan toch om een deel van het geld te brengen.”

Op haar tachtigste stopte Cito met de rijwielverkoop. “Nadat mijn man was overleden, heb ik de reparatiewerkplaats opgedoekt, want repareren, dat deed hij altijd. Toen hebben we de fietsen en bromfietsen ook maar de deur uit gedaan. Het bordes heb ik eruit laten slopen. Nu verkopen we alleen nog de onderdelen. En elektra, want dat deden we altijd al.” Ze legt onder het praten vier doosjes met gekleurde lampen voor een modieus geklede klant op de toonbank. De gloednieuwe gekleurde verpakking steekt schril af bij het groezelige interieur. Mevrouw Bosch rekent af en neemt weer plaats op haar rieten stoel. Nieuwe spullen inkopen hoeft eigenlijk bijna nooit. Wel het normale gangbare, ventielen, binnenbanden, sloten, gloeilampen enzovoort. “Maar verder? Wat mijn man door de jaren heen inkocht en opsloeg, daar kunnen we nu nog uit putten. Drie pakhuizen hebben mijn kinderen en ik inmiddels leeggehaald. De vierde moet nog.” “Hij kocht nooit een of twee stuks van iets”, mengt de jongere vriendin zich in het gesprek, terwijl ze een shagje rolt. “Altijd wel een hele doos vol. En de keer daarop weer.”

De ‘hulp’ houdt zich liever op de achtergrond. Truus is de bazin, zij helpt enkel, maar kent helemaal de weg. Ze weet inmiddels wel wat er op voorraad is. “Zo ongeveer. Nou ja, meestal wel, ja. Maar een tijd geleden vond ik toch toevallig een doos met een paar honderd achterlampjes, hele bijzondere, voor een bepaald soort fiets. Die hebben we in de etalage gelegd, toen wisten mensen dat we ze hadden. Af en toe kwam er weer eens iemand voor. Na een paar jaar waren ze op.”

De fietsmoffen die onlangs uit de opslag opdoken, vonden ook gretig aftrek. “Hebt u die nog?” vraagt een klant die net is binnengekomen en hoopvol haar handen warm wrijft. “Ik hoorde van een vriend dat jullie nog fietsmoffen verkopen.” Helaas, twintig stuks waren het er maar geweest. “Nabestellen? Weinig kans dat ze weer gemaakt worden. Kom over een tijdje nog maar eens kijken.”

“Kabelloze derailleurs van voor de oorlog, nergens meer te krijgen, maar Cito heeft ze nog”

Cito is duidelijk niet louter een buurtwinkel meer. Door de vele bijzondere onderdelen komen liefhebbers en verzamelaars uit het hele land naar het rommelige zaakje in de Pijp. Van Volendam tot Eindhoven, van Limburg tot Schiermonnikoog. Soms zijn het dagjesmensen, doen de ‘Cuyp’ en lopen meteen even bij Cito binnen. Maar ook over de landsgrenzen heen heeft Cito klandizie. Zonder ooit een spat reclame te maken.

Zo is er een Amerikaan die in Nederland woont. Hoe vaak heeft die al niet bij Cito racefietsonderdelen gekocht en naar Amerika verscheept? Zoals kabelloze derailleurs van voor de oorlog, nergens meer te krijgen, maar Cito had ze nog. Dan is er een Japanner die, telkens als hij hier een congres heeft, bij Cito binnenwipt. Vindt altijd wel wat. En de Canadees die al acht keer is terug geweest. Om foto’s te maken. Elke keer roept hij weer: “Oh, how nice, how nice!” Mevrouw Bosch schenkt nog maar eens een kopje thee in uit de thermoskan. “We hebben een klant, een buschauffeur uit Maastricht die op Amsterdam rijdt. Laatst kwam hij weer. Vroeg ik: ‘Kun je niet eens een keer een vlaai meenemen?’ En ja hoor, de keer daarop dronken we koffie met vlaai.” Maar hoe vertrouwd en gezellig het ook is, er komt geen klant achter de toonbank. Niet dat daar veel plaats is, maar toch. “Dat wil ik gewoon niet.”

Contact met de klanten is volgens mevrouw Bosch wel het mooiste van dit vak. “Dat vond mijn man ook altijd. Hij hielp graag mensen die echt om hun rijwiel gaven, die er goed voor zorgden. Maar onderhandelen, dat deed hij niet.

Er kwam wel eens iemand die het probeerde met: ‘Bosch, wat zijn je banden duur, daar en daar zijn ze goedkoper.’ Dan zei hij: ‘Nou, ga daar dan heen.’ De klant was nog niet de winkel uit of hij gooide de banden in het trapgat van de kelder. Kwam die klant even later met hangende pootjes terug, zei mijn man, ‘Sorry, je bent te laat, ik heb ze al verkocht.’ Hij keek iemand altijd eerst aan, taxeerde de klant. Wie het niet breed had, kreeg wel eens wat voor niks. ‘Neem maar mee’, zei hij dan. Er kwam vroeger bijvoorbeeld vaak een jongen langs voor de reparatie van zijn bakfiets. Daar sliep hij ook in geloof ik, met zijn hond. Hij deed af en toe klusjes voor het Leger des Heils. En Joos, de vrouw die hier vorig jaar in de Pijp werd vermoord, kwam wel eens voor het een of ander. Als ze niet genoeg geld bij zich had, deed ik daar ook niet moeilijk over.”

Afgelopen voorjaar bestond de winkel 65 jaar. Mevrouw Bosch wilde het niet vieren, nergens voor nodig. Al die poespas, daar houdt ze niet van. Haar man wilde dat ook nooit, ook niet toen de winkel vijftig jaar bestond. “Ach”, lacht de jongere vriendin, “de winkel stond evengoed wel vol met bloemen, hoor.”

Het hondje komt traag overeind uit zijn stoel. Hij wil graag even geaaid worden Het loopt tegen zessen, tijd om de winkel te sluiten. Morgenmiddag is er weer een dag.
Bron: Daklozenkrant De ‘Z’, jan/febr 2004.

Ferdinand Bolstraat 36
1072 LK AMSTERDAM
NEDERLAND

t: 020-6626612