We hebben vandaag wat zaken ‘recht gezet’. Een krankstel van Maurice wat krom was en de voorvork van zijn dagelijkse Juncker is gericht. Die stond een beetje naar rechts. Marcel was er ook bij en toen we klaar waren met de werkzaamheden zijn we gaan fietsen. Van Beuningen naar Leur waar we ergens verderop een wrak van een fiets langs de kant van een tuin zagen staan. Marcel heeft bedongen dat als hij een Euro zou krijgen hij de fiets mee zou nemen. En dat heeft hij dus gedaan ?
Ik heb het frame van mijn Göricke aan Maurice meegegeven. Dat haal ik maandag weer bij hem op om er weer een complete fiets van te maken. Voor vandaag heb ik er even een paar André wielen in gezet om er mee te kunnen fietsen. Basic.
De trapas van Maurice zit er zo mooi in dat we die hebben laten zitten. De afstand tussen de krancks en de liggende achtervork is links en rechts precies gelijk. Dus eigenlijk is er geen reden om de andere as er in te bouwen. Die gaat ‘op de plank’ voor het geval dat. Die houd ik bij de fiets.
Gewoon omdat ik nieuwsgierig was naar wat het merk en bouwjaar zou kunnen zijn. De afgelopen weken heb ik (te?) veel tijd besteed aan het doorspitten van deze site op deze site en die van De Oude Fiets, maar tot nu toe geen succes, ik heb geen idee! Ik schat ergens rond 1920, +/- een jaar of 10, maar verder……. Er zijn ook maar weinig aanknopingspunten, aangezien er geen originele onderdelen meer op zitten. De trapas is een moderne cartridge-as en ook de vork en het balhoofd zijn niet origineel. De vork is een veel te slappe toervork, bovendien is hij afgezaagd en omdat de draad daardoor te kort was geworden is er extra draad op getapt. De balhoofdcups zijn een paar tiende mm te klein, de onderste viel zo uit het frame en de bovenste was vastgezet met een stukje blik. Het frame heeft wel een paar typische kenmerken waaruit wellicht afgeleid zou kunnen worden wat het merk en bouwjaar zouden kunnen zijn, dus hopelijk kan iemand me nog verlichten. In ieder geval heeft het frame een hoog framenummer, 105849, ingeslagen aan de linkerkant van de zadellug, van onder naar boven.
De achterpadden en ook de bovenste uiteindjes van de staande achtervork zijn ingesoldeerd. Ik heb zulke nog niet eerder gezien. De uiteinden van de buizen eindigen in een soort kwart kogels die onderdeel zijn van de padden.
Dergelijke padden, maar dan zonder oogje, staan oa in de onderdelenfolder van Juncker uit 1910 als ‘Duitsche lugs voor binnensoldeering’ en ook in een folder van de Duitse groothandel AMO uit de jaren ‘20. Omdat ze heel anders zijn dan de Engelse BSA en Brampton padden ga ik er van uit dat ze Duits zijn.
De brackethuls is daarentegen voor een BSA as, met trekbouten aan de onderkant. Daartussenin is ‘162’ ingeslagen.
De balhoofdbuis 30,1 mm diameter, voor een vorkbuis met de standaarddikte van 25,2 mm. De liggende achtervork is heel smal, de trapas die er nu in zit is maar 136 mm lang maar er is nog meer dan genoeg ruimte voor de cranks. De inbouwbreedte voor het achterwiel is 110 mm. Verder vond ik het rechte buisje dat als mannetje in de staande achtervork dient wel typisch.
De vork die er bij zat kan natuurlijk niet, dus maar weer MP op en daar vond ik eigenlijk meteen een ‘voorvork uit de jaren 20’, met aangesoldeerde oogjes vlak boven de voorwielpadden en een dikke schroef aan de voorkant van de kroon.
Dat deed mij denken dat die wel eens voor een transportfiets zou kunnen zijn, of anders wellicht voor een hulpmotor, maar in ieder geval verzwaard. Navraag naar de maten bevestigde dat, hij heeft een zware en extra brede vorkkroon, maar wel een buis van 25,2 mm. Als kers op de taart zit er een prachtig oud Engels balhoofdstel bij. Merk: geen idee, dus ik vond deze ‘mystery vork’ wel mooi bij het ‘mystery frame’. De cups passen perfect in het frame, helaas is de vorkbuis net iets te kort om nog plaats te bieden voor de borgmoer maar gelukkig lijkt hij zonder ook wel op z’n plek te blijven zitten. Het geheel ziet er uit alsof het er nooit af is geweest.
Pure fantasie natuurlijk, maar het ziet er wel mooi uit zo . Om deze post mooi af te ronden heb ik er even een paar oude wielen, stuur, zadel en crankstel aan gehangen zodat het een beetje op een fiets lijkt die zo uit de schuur komt.
Abram heeft zojuist dit project overgenomen, een jaren ’30 Union transportfiets. Transportfietsen met letter kettingwielen zijn schaars, en van Union ken ik slechts een ander voorbeeld.
Ik heb vandaag het zadel van mijn Juncker weer wat origineler kunnen maken. Er zat ooit een enkele neusveer in maar die brak. Toen ik een nieuwe vond kwam ik er achter waarom die over was gebleven. Het gietijzeren verbindingstuk was kapot. Iemand in Tilburg heeft een nieuw stukje gemaakt waardoor ik de veer weer in het originele frame kon bouwen. De veer is niet precies hetzelfde omdat deze met een slotboutje vast zit terwijl de originele er in gekanteld werd. Het oogt wel hetzelfde. Het dek had ik een tijd geleden al opgeknapt met slotboutjes M4 inplaats van de originele nagels. Een scheur heb ik gerepareerd met vliegertouw. Het ziet er weer uit zoals toen ik de fiets ooit kreeg.
Het andere zadel:
Het nagemaakte verbindingsstukje:
Dit is het originele frame met de nieuwe neusveer:
Dit is het andere zadelframe wat al die tijd gemonteerd is geweest:
En dit is die overgeschilderd en van zilververf voorziene transportfiets. Ik heb nog geen merk of framenummer kunnen vinden. Ook geen aanknopingspunten welk merk het is maar dat komt nog wel. Torpedo naaf is van 1940 maar is opnieuw gespaakt, smallere velgen die overgeschilderd zijn en ook nog goud gebiest. Ik hem nieuwe velgen liggen dus ga daar een 30 jaren naaf in spaken. De fiets is al eens blauw/groen metallic gespoten, zoals op de foto’s te zien is. Dat biesen (of biezen?) is gewild blijkbaar bij sommige restaurateurs. Ik heb nog zo’n set wielen en zelfs een complete gebieste transportfiets. Vind het niet fraai. Het is “over de top”. In elk geval weer een nieuwe klus-transportfiets. Maar eens kijken of het de moeite waard is of dat het een donor gaat worden.