Momenteel heb ik de onderdelen catalogus van Kestein uit 1924 te leen van Abram. Bij die catalogus zit ook een losse folder met de Göricke, geproduceerd in Solingen, Duitsland voor de Nederlandse markt, die door Kestein werden geimporteerd. Het mooie is dat Charles net een frame aan het opbouwen is van een Göricke uit precies datzelfde jaar.
Volgens de folder is het een nieuw model, met buitensoldering, in tegenstelling tot de Göricke van Sjoerd uit 1921, dat nog het eerdere model is met onzichtbare verbindingen.
Klik op de afbeeldingen voor volledige grootte:
Volgens de folder was er de optie om de fiets te leveren met baggagedragers no. 196 of 196a, die in de onderdelen catalogus staan afgebeeld:
Nog een selectie scans uit de onderdelen catalogus:
Uit een oud ijzer container komt dit in 2 stukken gezaagd rijwiel dat ik een tijdje geleden kocht. Nu ben ik een Gazelle liefhebber ik fiets mijn hele leven al op Gazelles en dit wrak kwam goed uit, want menig iemand zou het weg gooien en liefhebbers en handelaren zouden het slopen voor de onderdelen.
Ik wilde en zocht al heel lang een Gazelle Mohawk en omdat je dan aan zo’n wrak die de meesten van ons zouden slopen en weg gooien weinig kan verprutsen dacht ik. Hmmmm misschien hier maar mijn Mohawk van maken, want de framehoogte 61 cm is goed en het bouwjaar 1929 komt in de buurt van de Gazelle Populair Transport uit 1924:
Het moet ook lijken op een opgeknapt exemplaar waarbij je kan zien dat die oud is, dus geenszins een restauratie. Het frame is aan elkaar gelast en de buizen zijn verstevigd. Er is ook een aparte lug gemaakt op het balhoofd voor de schuine buis die middels hard solderen is verbonden met de zitbuis.
Hieronder foto’s gemaakt tijdens het monteren:
Achter is een gereviseerde Transportnaaf gemonteerd als ook een Transport voorvork en balhoofd stel.
Zadel:
Ik heb even het jaren 20 rek gemonteerd zodat we kunnen zien hoe het er in kleur uitgezien zou hebben:
Eerder in bezit van Ronald, zie Transportfiets met ingesoldeerde achterpadden van Ronald. Inmiddels is Charles de eigenaar. En het is duidelijk geworden dat het frame afkomstig is van een Göricke en gedateerd via framenummer (713195, zie http://www.tilman-wagenknecht.de/nummern/goericke.pdf) tot 1924. Kenmerkend voor Göricke zijn bijvoorbeeld het trapashuis, waarin een normale toerfiets maat trapas in past (cups 40mm, breedte trapashuis 70mm). Hij is ook zeker niet van voor 1924, want toen werd dit type transportfiets door Göricke geintroduceerd met uitwendige lugs, in tegenstelling tot de inwendige, onzichtbare verbindingen bij de oudere Göricke van Sjoerd.
Charles heeft het volgende werk gedaan:
Het balhoofd ziet eruit alsof het 1 1/8″ is, maar het is 1″.
Renold The Coventry (ketting) op F&S (tandwiel).
Acht en veertig tanden.
De bovenste buis was krom.
Een mooie deuk is niet lelijk.
Achternaaf STYRIA.
De cranck zit te dicht op het trapashuis.
Vernikkelde trapas van Gerkinet: 16mm dik en 136mm lang.
Voornaaf van onbekend merk. Wel met geschroefde stofkapjes.
De Göricke uit 1924 is weer recht.
En het rek zit er ook weer op.
De pedalen worden vervangen door die van Göricke en de spatborden moeten nog worden gemonteerd. Als ik het voor elkaar krijg om een beugel te maken, zet ik er een pistool model kettingscherm van Roelewiel op. Er is een dynamo, maar nog even geen koplamp.
Eindelijk heb ik een directe datering van mijn jaren ’20 transportfiets: 1924! Aangezien deze nog niet hier op de site staat, maar alleen op mijn blog, gelijk maar een artikel plaatsen 🙂
De fiets kocht ik in 2016. Inmiddels heb ik er meerdere toeren mee gereden, en de fiets al vaak genoeg over gesproken, dus het is een welbekend exemplaar.
Toen ik hem op marktplaats vond, had ik al het vermoeden dat het een vroeg exemplaar kon zijn aan de hand van de voordrager en de ingesoldeerde achterpadden. Die fiets had ik gekocht bij een antiek & curiosa handelaar in Ameide. Volgens de verkoper kwam deze fiets van een slager vandaan uit Middelbeers (slager nog niet kunnen traceren).
Mijn plan was toen om de 60km terug te fietsen op deze fiets nadat ik hem had opgehaald. Ik kwam halverwege, toen ging er iets mis in de achternaaf: meerdere kogels waren tot gruis vermaald. Gelukkig gebeurde dat vlakbij een treinstation, dus met de fiets in de trein verder naar huis.
De fiets bleek al eens gerestaureerd te zijn. Hij was geheel in de zinkverf gezet, en daar een dun laagje zwart over. Die zinkverf oxideerde door de zwarte lak heen, wat niet erg fraai was. Maar de fiets kwam wel heel makkelijk uit elkaar.
De fiets had ik geheel uit elkaar gehaald, om alles te inspecteren, maar ook op zoek naar aanwijzingen voor datering en merk. Ik heb de fiets zeer behoudend gerestaureerd, ook met de nieuwere onderdelen erop gelaten. De fiets na mijn restauratie kort na de aanschaf:
De achterdrager en het kettingscherm zijn uit ongeveer de jaren ’50. De bel is verchroomd en ook het opstapje op de achternaaf en de zadelpen. Die zijn allen dus nieuwer. Gezien het pokdalige frame, heeft de fiets voor de vorige restauratie lang buiten staan roesten. Daarom verwacht ik dat ook de spatborden en het zadel niet origineel zijn. Ook het crankstel (kettingblad met 5 puntige ster) is te nieuw voor de fiets. De velgen hebben hetzelfde pokdalige oppervlak als de fiets, en de naven passen goed bij de rest van de fiets kwa leeftijd, dus die zijn vrij zeker origineel (er zitten wel nieuwe spaken in).
Het belangrijkste wat ik zelf heb toegevoegd zijn de vernikkelde Union transportpedalen, en zelfgemaakte houten handvatten. En de conussen in de naven heb ik vervangen, want die waren er heel slecht aan toe. En er zitten nu Vredestein Retro banden op. Verder zit alles er nog op als toen ik hem kocht.
Aan het frame zitten verschillende typerende kenmerken, zoals de ingesoldeerde achterpadden, D-vormige achtervorkbuis en een trapashuis voor BSA type trapas, waarbij de cups aan de voorzijde met spieën worden vastgezet. Ik ken tot nu toe maar twee andere transportfietsen (no. 1 & no. 2) met zo’n trapashuis.
Apart is dat de framebuizen te ver het trapashuis in steken, waardoor er ook schroefdraad op getapt is:
Op het frame was helaas geen framenummer te bekennen, zowel op de zadellug als de achterpadden.
Op de trapas staat G.G., en de cups zijn verschillend, een van Bayliss Wiley en de ander van JHG (Gerkinet):
Het balhoofdlager was ook van een interessant model. Inmiddels ken ik die uit de folder van A. Druyf uit 1925. Dit model balhoofd is nog vrij lang daarna gebruikt, door Empo in ieder geval tot begin jaren ’40.
De eerste echte duidelijk aanwijzing voor datering was de achternaaf. Het is een doortrapper van Fichtel & Sachs. Het logo is nog het arend logo zonder cirkels eromheen. Dat maakt hem van 1929 of eerder.
Die naaf is heel lang een van mijn belangrijkste knooppunten geweest voor de datering van de fiets. Wat ik toen nog niet wist dat al die tijd het jaartal erin verborgen stond. Het was mij al bekend dat Fichtel & Sachs het jaartal op de conussen en as insloegen. Maar die waren niet origineel meer. Dus jaren lang had ik geen direct jaartal om aan de fiets te koppelen, maar ergens tussen ongeveer 1924 en 1929.
Toen vond Abram de oplossing: op de cups van de doortrapnaven van Fichtel & Sachs staat ook het jaartal! Dus ik vandaag het achterwiel eruit gehaald, en een van de cups eruit getikt.
1924! 😀 Daarmee de op twee na de oudste bekende transportfiets, dus daar ben ik heel blij mee 😉 Na jaren speuren en onderzoeken bleek het antwoord over de leeftijd van de fiets gewoon nog verborgen in de achternaaf te zitten!
Nu is de fiets alleen nog merkloos. Ik vermoed dat deze fiets door een kleine maker is gebouwd, en dat ik het merk nooit ga achterhalen. Maar in ieder geval fijn nu een duidelijke datering te hebben!
Hopelijk na de huidige crisis kan ik deze fiets weer eens mee laten rijden met leuke toertochten.
Nogmaals dank aan Jan Cees Rudgers voor deze afbeeldingen. 5 maal de Gazelle Populair, mohawk frame uit 1924, beginnend met de originele foto. Zoek de verschillen!