Dit is niet die fiets die net op marktplaats stond, maar eentje die Ronald kortgeleden had aangeschaft. De fiets heeft ingesoldeerde achterpadden, dus vrij waarschijnlijk jaren ’20. Helaas bleek dat vrijwel alles aan de fiets ooit al eens is vervangen.
De voordrager is een Simplex van na de oorlog. Ik zie die voordragers vrij vaak op niet-Simplexen, dus ik vermoed dat ze ook los te koop waren.
Ingesoldeerde achterpadden:
Framenummer:
Het crankstel heeft een X-patroon kettingblad. Die zijn al minstens sinds begin jaren ’20 in gebruik, dus zou origineel kunnen zijn:
De trapas is een na-oorlogs verchroomd type:
De voornaaf is een verchroomd exemplaar, ook na-oorlogs, van het merk British Hub als ik me niet vergis:
De achternaaf is een Fichtel & Sachs Torpedo uit 1933:
De afgelopen week met al die sneeuw bood een goede gelegenheid om een paar mooie plaatjes te schieten van de militaire transportfiets, die nu zo goed als af is. Alles zit in elkaar. Er moeten nog wel een paar kleine dingetjes gebeuren zoals het uitlijnen van de wielen en het ruimen van de houten handvatten, die behoorlijk gekrompen blijken te zijn. Dus heb ik er maar even een paar te wijde celluloid handvatten op geschoven voor de foto’s.
Sinds de vorige update heb ik, dankzij een tip van Jeroen, nog een origineel frametasje kunnen scoren. De beugeltjes waarmee die aan het frame moet worden bevestigd zaten er niet meer bij, dus die heb ik nagemaakt op basis van de originele bouwtekening uit het ‘voorschrift rijwiel’ die Frits Duinkerke op de facebookpagina van ‘de oude fiets’ had geplaatst. Met dank aan de Praxis en m’n trouwe dremel 😉
Het enige wat nu nog ontbreekt is de achterdrager voor drie kabelrollen. Wat zou het mooi zijn als ik die ooit nog wist te vinden!
Eindelijk heb ik een directe datering van mijn jaren ’20 transportfiets: 1924! Aangezien deze nog niet hier op de site staat, maar alleen op mijn blog, gelijk maar een artikel plaatsen 🙂
De fiets kocht ik in 2016. Inmiddels heb ik er meerdere toeren mee gereden, en de fiets al vaak genoeg over gesproken, dus het is een welbekend exemplaar.
Toen ik hem op marktplaats vond, had ik al het vermoeden dat het een vroeg exemplaar kon zijn aan de hand van de voordrager en de ingesoldeerde achterpadden. Die fiets had ik gekocht bij een antiek & curiosa handelaar in Ameide. Volgens de verkoper kwam deze fiets van een slager vandaan uit Middelbeers (slager nog niet kunnen traceren).
Mijn plan was toen om de 60km terug te fietsen op deze fiets nadat ik hem had opgehaald. Ik kwam halverwege, toen ging er iets mis in de achternaaf: meerdere kogels waren tot gruis vermaald. Gelukkig gebeurde dat vlakbij een treinstation, dus met de fiets in de trein verder naar huis.
De fiets bleek al eens gerestaureerd te zijn. Hij was geheel in de zinkverf gezet, en daar een dun laagje zwart over. Die zinkverf oxideerde door de zwarte lak heen, wat niet erg fraai was. Maar de fiets kwam wel heel makkelijk uit elkaar.
De fiets had ik geheel uit elkaar gehaald, om alles te inspecteren, maar ook op zoek naar aanwijzingen voor datering en merk. Ik heb de fiets zeer behoudend gerestaureerd, ook met de nieuwere onderdelen erop gelaten. De fiets na mijn restauratie kort na de aanschaf:
De achterdrager en het kettingscherm zijn uit ongeveer de jaren ’50. De bel is verchroomd en ook het opstapje op de achternaaf en de zadelpen. Die zijn allen dus nieuwer. Gezien het pokdalige frame, heeft de fiets voor de vorige restauratie lang buiten staan roesten. Daarom verwacht ik dat ook de spatborden en het zadel niet origineel zijn. Ook het crankstel (kettingblad met 5 puntige ster) is te nieuw voor de fiets. De velgen hebben hetzelfde pokdalige oppervlak als de fiets, en de naven passen goed bij de rest van de fiets kwa leeftijd, dus die zijn vrij zeker origineel (er zitten wel nieuwe spaken in).
Het belangrijkste wat ik zelf heb toegevoegd zijn de vernikkelde Union transportpedalen, en zelfgemaakte houten handvatten. En de conussen in de naven heb ik vervangen, want die waren er heel slecht aan toe. En er zitten nu Vredestein Retro banden op. Verder zit alles er nog op als toen ik hem kocht.
Aan het frame zitten verschillende typerende kenmerken, zoals de ingesoldeerde achterpadden, D-vormige achtervorkbuis en een trapashuis voor BSA type trapas, waarbij de cups aan de voorzijde met spieën worden vastgezet. Ik ken tot nu toe maar twee andere transportfietsen (no. 1 & no. 2) met zo’n trapashuis.
Apart is dat de framebuizen te ver het trapashuis in steken, waardoor er ook schroefdraad op getapt is:
Op het frame was helaas geen framenummer te bekennen, zowel op de zadellug als de achterpadden.
Op de trapas staat G.G., en de cups zijn verschillend, een van Bayliss Wiley en de ander van JHG (Gerkinet):
Het balhoofdlager was ook van een interessant model. Inmiddels ken ik die uit de folder van A. Druyf uit 1925. Dit model balhoofd is nog vrij lang daarna gebruikt, door Empo in ieder geval tot begin jaren ’40.
De eerste echte duidelijk aanwijzing voor datering was de achternaaf. Het is een doortrapper van Fichtel & Sachs. Het logo is nog het arend logo zonder cirkels eromheen. Dat maakt hem van 1929 of eerder.
Die naaf is heel lang een van mijn belangrijkste knooppunten geweest voor de datering van de fiets. Wat ik toen nog niet wist dat al die tijd het jaartal erin verborgen stond. Het was mij al bekend dat Fichtel & Sachs het jaartal op de conussen en as insloegen. Maar die waren niet origineel meer. Dus jaren lang had ik geen direct jaartal om aan de fiets te koppelen, maar ergens tussen ongeveer 1924 en 1929.
Toen vond Abram de oplossing: op de cups van de doortrapnaven van Fichtel & Sachs staat ook het jaartal! Dus ik vandaag het achterwiel eruit gehaald, en een van de cups eruit getikt.
1924! 😀 Daarmee de op twee na de oudste bekende transportfiets, dus daar ben ik heel blij mee 😉 Na jaren speuren en onderzoeken bleek het antwoord over de leeftijd van de fiets gewoon nog verborgen in de achternaaf te zitten!
Nu is de fiets alleen nog merkloos. Ik vermoed dat deze fiets door een kleine maker is gebouwd, en dat ik het merk nooit ga achterhalen. Maar in ieder geval fijn nu een duidelijke datering te hebben!
Hopelijk na de huidige crisis kan ik deze fiets weer eens mee laten rijden met leuke toertochten.
De transportfiets van marktplaats is inmiddels in bezit van Ronald. De eigenaar, inmiddels 70, had de fiets al sinds zijn 11de. Alvast wat interessante details:
Hij heeft een BSA type trapas, met spietjes om de cups vast te zetten. Dat is pas de derde transportfiets die ik ken naast mijn jaren ’20 transportfiets, en dit exemplaar (inmiddels in andere conditie in bezit van Peter, tenzij alweer doorverkocht).
Een van de spieën voor inklemming van de cups:
Ik weet dat Brampton dit type bracket leverde begin jaren ’20, zoals in deze advertentie van Stokvis uit 1921:
Toevallig zit er ook een Brampton cup in:
Bij mijn jaren ’20 fiets staat er een B aan de onderkant van het trapashuis, maar die ontbreekt hier. Wel staan er allerlei interessante ingeslagen markeringen:
Zowel links en rechts staan een kleine 7. Daartussen staat een Romeinse 22 en 1. Productie jaar en maand misschien? Wie zal het zeggen.
De trapas is een Bayliss Wiley No.3. Het zou goed kunnen zijn dat die al ooit vervangen is:
Het crankstel (chroom, dus een vervanging):
Detail van de achterpadden (een kant mist een stukje):
Balhoofdbuis:
En de achternaaf is een Torpedo uit 1932. Die lijkt me nieuwer dan ik verwacht dat het frame is, maar tot dusver nog geen harde datering.
Pedalen zijn vernikkelde exemplaren van Gazelle, maar niet voor transportfietsen:
De voor- en achterdragers:
Update: toch een framenummer gevonden op een van de achterpadden!
R.S. Stokvis/Nederlandsche Kroon framenummers ter vergelijking met dank aan Rob:
Correctie van de laatste, het framenummer is 6?275, het tweede getal is mogelijk ook een 6. Het bouwjaar volgens de achternaaf en Williams cranks is 1927. Een betere foto van het framenummer:
Juncker was niet de enige importeur in de jaren ’10 van W.K.C. transportrijwielen. Deze afbeelding heb ik zojuist ontvangen uit de handelscatalogus van M. Adler, seizoen 1911-1912 (met dank aan Aad Streng). Het is hetzelfde frame als die van Juncker uit 1910, maar met een aantal duidelijke verschillen. Het W.K.C. frame geleverd door M. Adler is uitgerust met een klokkenlager (= glockenlager). Dit is een crankstel/trapas met belvormige stofkappen, en een spieloze verbinding, zoals in Duitsland de norm was. Ik ken vermeldingen van klokkenlagers onder andere van Baving uit 1914, ook vrij zeker import uit Duitsland. Ook opvallend is de bandrem, die door de voorvork het stuur heen loopt. En tenslotte heeft het frame ook een stuurvergrendelingsknop, iets dat je alleen op de jaren ’10 transportfietsen terugziet.
Over M. Adler: “M. Adler (bijnaam Puck) was een zeer succesvolle wielrenner rond 1890. Hij is later de rijwielhandel in gegaan en bracht het merk HIMA. Om dat merk te promoten organiseerde hij een aantal jaren de HIMA rondritten in Nederland. Gezien zijn achtergrond als handelaar zal hij die rijwielen niet zelf hebben gemaakt. Ik ken althans geen fabriek van hem.”
Close-up van het klokkenlager:
Close-up van het stuur, bandrem en voordrager constructie: