Transportfiets van Jeroen uit 1924

Eindelijk heb ik een directe datering van mijn jaren ’20 transportfiets: 1924! Aangezien deze nog niet hier op de site staat, maar alleen op mijn blog, gelijk maar een artikel plaatsen 🙂

De fiets kocht ik in 2016. Inmiddels heb ik er meerdere toeren mee gereden, en de fiets al vaak genoeg over gesproken, dus het is een welbekend exemplaar.

Toen ik hem op marktplaats vond, had ik al het vermoeden dat het een vroeg exemplaar kon zijn aan de hand van de voordrager en de ingesoldeerde achterpadden. Die fiets had ik gekocht bij een antiek & curiosa handelaar in Ameide. Volgens de verkoper kwam deze fiets van een slager vandaan uit Middelbeers (slager nog niet kunnen traceren).

Onderweg uit Ameide

Mijn plan was toen om de 60km terug te fietsen op deze fiets nadat ik hem had opgehaald. Ik kwam halverwege, toen ging er iets mis in de achternaaf: meerdere kogels waren tot gruis vermaald. Gelukkig gebeurde dat vlakbij een treinstation, dus met de fiets in de trein verder naar huis.

De fiets bleek al eens gerestaureerd te zijn. Hij was geheel in de zinkverf gezet, en daar een dun laagje zwart over. Die zinkverf oxideerde door de zwarte lak heen, wat niet erg fraai was. Maar de fiets kwam wel heel makkelijk uit elkaar.

De fiets thuis voor enig werk eraan

De fiets had ik geheel uit elkaar gehaald, om alles te inspecteren, maar ook op zoek naar aanwijzingen voor datering en merk. Ik heb de fiets zeer behoudend gerestaureerd, ook met de nieuwere onderdelen erop gelaten. De fiets na mijn restauratie kort na de aanschaf:

Knoop zadel

De achterdrager en het kettingscherm zijn uit ongeveer de jaren ’50. De bel is verchroomd en ook het opstapje op de achternaaf en de zadelpen. Die zijn allen dus nieuwer. Gezien het pokdalige frame, heeft de fiets voor de vorige restauratie lang buiten staan roesten. Daarom verwacht ik dat ook de spatborden en het zadel niet origineel zijn. Ook het crankstel (kettingblad met 5 puntige ster) is te nieuw voor de fiets. De velgen hebben hetzelfde pokdalige oppervlak als de fiets, en de naven passen goed bij de rest van de fiets kwa leeftijd, dus die zijn vrij zeker origineel (er zitten wel nieuwe spaken in).

Het belangrijkste wat ik zelf heb toegevoegd zijn de vernikkelde Union transportpedalen, en zelfgemaakte houten handvatten. En de conussen in de naven heb ik vervangen, want die waren er heel slecht aan toe. En er zitten nu Vredestein Retro banden op. Verder zit alles er nog op als toen ik hem kocht.

De voordrager komt voor in prijscouranten van Velleman & Verdoner (Magneet) uit 1923 (en 1925, maar toen had Magneet al het latere model transportfiets dus toen was die afbeelding verouderd), Karel Cremers uit 1926 en A. Druyf uit 1925. Het is een van de eerste modellen echte zware voordragers.

Aan het frame zitten verschillende typerende kenmerken, zoals de ingesoldeerde achterpadden, D-vormige achtervorkbuis en een trapashuis voor BSA type trapas, waarbij de cups aan de voorzijde met spieën worden vastgezet. Ik ken tot nu toe maar twee andere transportfietsen (no. 1 & no. 2) met zo’n trapashuis.

Ingesoldeerde achterpadden
Onderste balhoofd lugs twee afzonderlijke lugs
Trapashuis, met spieën aan de voorzijde om de cups te borgen
Voorbeeld van de borgspieën (NOS)

Apart is dat de framebuizen te ver het trapashuis in steken, waardoor er ook schroefdraad op getapt is:

Op de onderkant van het trapashuis staat een B:

Dit model trapashuis werd o.a. gemaakt door Brampton, zie advertentie uit 1921.

Op het frame was helaas geen framenummer te bekennen, zowel op de zadellug als de achterpadden.

Op de trapas staat G.G., en de cups zijn verschillend, een van Bayliss Wiley en de ander van JHG (Gerkinet):

Het balhoofdlager was ook van een interessant model. Inmiddels ken ik die uit de folder van A. Druyf uit 1925. Dit model balhoofd is nog vrij lang daarna gebruikt, door Empo in ieder geval tot begin jaren ’40.

De eerste echte duidelijk aanwijzing voor datering was de achternaaf. Het is een doortrapper van Fichtel & Sachs. Het logo is nog het arend logo zonder cirkels eromheen. Dat maakt hem van 1929 of eerder.

Die naaf is heel lang een van mijn belangrijkste knooppunten geweest voor de datering van de fiets. Wat ik toen nog niet wist dat al die tijd het jaartal erin verborgen stond. Het was mij al bekend dat Fichtel & Sachs het jaartal op de conussen en as insloegen. Maar die waren niet origineel meer. Dus jaren lang had ik geen direct jaartal om aan de fiets te koppelen, maar ergens tussen ongeveer 1924 en 1929.

Toen vond Abram de oplossing: op de cups van de doortrapnaven van Fichtel & Sachs staat ook het jaartal! Dus ik vandaag het achterwiel eruit gehaald, en een van de cups eruit getikt.

1924! 😀 Daarmee de op twee na de oudste bekende transportfiets, dus daar ben ik heel blij mee 😉 Na jaren speuren en onderzoeken bleek het antwoord over de leeftijd van de fiets gewoon nog verborgen in de achternaaf te zitten!

Nu is de fiets alleen nog merkloos. Ik vermoed dat deze fiets door een kleine maker is gebouwd, en dat ik het merk nooit ga achterhalen. Maar in ieder geval fijn nu een duidelijke datering te hebben!

Hopelijk na de huidige crisis kan ik deze fiets weer eens mee laten rijden met leuke toertochten.

Jeroen

Mogelijk jaren ’20 transportfiets van Ronald

De transportfiets van marktplaats is inmiddels in bezit van Ronald. De eigenaar, inmiddels 70, had de fiets al sinds zijn 11de. Alvast wat interessante details:

Hij heeft een BSA type trapas, met spietjes om de cups vast te zetten. Dat is pas de derde transportfiets die ik ken naast mijn jaren ’20 transportfiets, en dit exemplaar (inmiddels in andere conditie in bezit van Peter, tenzij alweer doorverkocht).

Een van de spieën voor inklemming van de cups:

Ik weet dat Brampton dit type bracket leverde begin jaren ’20, zoals in deze advertentie van Stokvis uit 1921:

Toevallig zit er ook een Brampton cup in:

Bij mijn jaren ’20 fiets staat er een B aan de onderkant van het trapashuis, maar die ontbreekt hier. Wel staan er allerlei interessante ingeslagen markeringen:

Zowel links en rechts staan een kleine 7. Daartussen staat een Romeinse 22 en 1. Productie jaar en maand misschien? Wie zal het zeggen.

De trapas is een Bayliss Wiley No.3. Het zou goed kunnen zijn dat die al ooit vervangen is:

Het crankstel (chroom, dus een vervanging):

Detail van de achterpadden (een kant mist een stukje):

Balhoofdbuis:

En de achternaaf is een Torpedo uit 1932. Die lijkt me nieuwer dan ik verwacht dat het frame is, maar tot dusver nog geen harde datering.

Pedalen zijn vernikkelde exemplaren van Gazelle, maar niet voor transportfietsen:

De voor- en achterdragers:

Update: toch een framenummer gevonden op een van de achterpadden!

R.S. Stokvis/Nederlandsche Kroon framenummers ter vergelijking met dank aan Rob:

Circa 1920
1923

Correctie van de laatste, het framenummer is 6?275, het tweede getal is mogelijk ook een 6. Het bouwjaar volgens de achternaaf en Williams cranks is 1927. Een betere foto van het framenummer:

Bayliss Wiley, mooiii!!

Hoi Bas,
Omdat het stuur van mijn Juncker vast zat heb ik de hele fiets maar gedemonteerd zodat het wat makkelijker manouvreren was voor George Chardon van Fietsverzet om het stuur los te solderen zodat er wat makkelijker heetgestookt kon worden.
Ik moet hem nog terug krijgen maar daar komt ook nog wel bericht van.
De spieën zijn er met mijn bankschroef uitgedrukt wat verrassend makkelijk ging.
en toen kwam de prachtige trapas tevoorschijn. Het is een Bayliss Wiley type en van het type “BSA” dus met geschroefde cups. De as is nog in zeer goede staat en zeer zwaar uitgevoerd ondanks de dikte van 16mm. Er zit een bus in het trapashuis die wordt vastgezet met de cup aan de kettingkant. Aan de ander kant zit de contramoer die met een flens in het frame valt en aan de andere kant de bus vast zet. Hij heeft door de flens ook wat meer schroefdraad. Erg mooi uitgevoerd en door en door hard.
Groetjes van mij,
Charles Waagenaar