Het is deze maand 10 jaar sinds ik de bakfiets heb aangeschaft. Al die jaren buiten hebben zijn sporen achtergelaten, dus is het weer tijd voor een grondige restauratie.
Als eerste de bak aanpakken. De zijpanelen waren vorig jaar al aan het rotten aan de onderkant. Geschikte planken ervoor vinden in die maat was nogal een zoektocht. Breder dan 20cm vind je bijna niet, zeker niet als je een specifieke houtsoort zoekt. Behalve timmerpanelen (verlijmd) maar die zijn niet geschikt voor buiten toepassingen. De leverancier waar ik het hout 10 jaar eerder van kocht levert niet meer aan particulieren. Uiteindelijk bij Houtex in Waddinxveen twee panelen van oregon pine op maat laten schaven. Dat is ook wat beter bestand tegen schimmel dan grenen (vooral het spint hout). Het kostte wel bijna hetzelfde als het hout voor de hele bak 10 jaar geleden, maar dat komt door het schaafwerk wat gewoon prijzig is. Ik twijfelde nog even om een hele nieuwe bak te maken, wat niet perse veel meer werk is.
Zo ziet de rot er van de buitenkant uit, waar vocht tussen de bodem en de zijpanelen zat (ook met zeil erover):
Aan de binnenkant zie er er nog veel ernstiger uit:
De bodem blijkt nog niet aangetast. Ik ga die nog goed inspecteren en behandelen.
De nieuwe zijpanelen. Ik heb alvast de bovenrand afgeschuind (10 graden):
Eindelijk heb ik een directe datering van mijn jaren ’20 transportfiets: 1924! Aangezien deze nog niet hier op de site staat, maar alleen op mijn blog, gelijk maar een artikel plaatsen 🙂
De fiets kocht ik in 2016. Inmiddels heb ik er meerdere toeren mee gereden, en de fiets al vaak genoeg over gesproken, dus het is een welbekend exemplaar.
Toen ik hem op marktplaats vond, had ik al het vermoeden dat het een vroeg exemplaar kon zijn aan de hand van de voordrager en de ingesoldeerde achterpadden. Die fiets had ik gekocht bij een antiek & curiosa handelaar in Ameide. Volgens de verkoper kwam deze fiets van een slager vandaan uit Middelbeers (slager nog niet kunnen traceren).
Onderweg uit Ameide
Mijn plan was toen om de 60km terug te fietsen op deze fiets nadat ik hem had opgehaald. Ik kwam halverwege, toen ging er iets mis in de achternaaf: meerdere kogels waren tot gruis vermaald. Gelukkig gebeurde dat vlakbij een treinstation, dus met de fiets in de trein verder naar huis.
De fiets bleek al eens gerestaureerd te zijn. Hij was geheel in de zinkverf gezet, en daar een dun laagje zwart over. Die zinkverf oxideerde door de zwarte lak heen, wat niet erg fraai was. Maar de fiets kwam wel heel makkelijk uit elkaar.
De fiets thuis voor enig werk eraan
De fiets had ik geheel uit elkaar gehaald, om alles te inspecteren, maar ook op zoek naar aanwijzingen voor datering en merk. Ik heb de fiets zeer behoudend gerestaureerd, ook met de nieuwere onderdelen erop gelaten. De fiets na mijn restauratie kort na de aanschaf:
Knoop zadel
De achterdrager en het kettingscherm zijn uit ongeveer de jaren ’50. De bel is verchroomd en ook het opstapje op de achternaaf en de zadelpen. Die zijn allen dus nieuwer. Gezien het pokdalige frame, heeft de fiets voor de vorige restauratie lang buiten staan roesten. Daarom verwacht ik dat ook de spatborden en het zadel niet origineel zijn. Ook het crankstel (kettingblad met 5 puntige ster) is te nieuw voor de fiets. De velgen hebben hetzelfde pokdalige oppervlak als de fiets, en de naven passen goed bij de rest van de fiets kwa leeftijd, dus die zijn vrij zeker origineel (er zitten wel nieuwe spaken in).
Het belangrijkste wat ik zelf heb toegevoegd zijn de vernikkelde Union transportpedalen, en zelfgemaakte houten handvatten. En de conussen in de naven heb ik vervangen, want die waren er heel slecht aan toe. En er zitten nu Vredestein Retro banden op. Verder zit alles er nog op als toen ik hem kocht.
Aan het frame zitten verschillende typerende kenmerken, zoals de ingesoldeerde achterpadden, D-vormige achtervorkbuis en een trapashuis voor BSA type trapas, waarbij de cups aan de voorzijde met spieën worden vastgezet. Ik ken tot nu toe maar twee andere transportfietsen (no. 1 & no. 2) met zo’n trapashuis.
Ingesoldeerde achterpaddenOnderste balhoofd lugs twee afzonderlijke lugsTrapashuis, met spieën aan de voorzijde om de cups te borgenVoorbeeld van de borgspieën (NOS)
Apart is dat de framebuizen te ver het trapashuis in steken, waardoor er ook schroefdraad op getapt is:
Op het frame was helaas geen framenummer te bekennen, zowel op de zadellug als de achterpadden.
Op de trapas staat G.G., en de cups zijn verschillend, een van Bayliss Wiley en de ander van JHG (Gerkinet):
Het balhoofdlager was ook van een interessant model. Inmiddels ken ik die uit de folder van A. Druyf uit 1925. Dit model balhoofd is nog vrij lang daarna gebruikt, door Empo in ieder geval tot begin jaren ’40.
De eerste echte duidelijk aanwijzing voor datering was de achternaaf. Het is een doortrapper van Fichtel & Sachs. Het logo is nog het arend logo zonder cirkels eromheen. Dat maakt hem van 1929 of eerder.
Die naaf is heel lang een van mijn belangrijkste knooppunten geweest voor de datering van de fiets. Wat ik toen nog niet wist dat al die tijd het jaartal erin verborgen stond. Het was mij al bekend dat Fichtel & Sachs het jaartal op de conussen en as insloegen. Maar die waren niet origineel meer. Dus jaren lang had ik geen direct jaartal om aan de fiets te koppelen, maar ergens tussen ongeveer 1924 en 1929.
Toen vond Abram de oplossing: op de cups van de doortrapnaven van Fichtel & Sachs staat ook het jaartal! Dus ik vandaag het achterwiel eruit gehaald, en een van de cups eruit getikt.
1924! 😀 Daarmee de op twee na de oudste bekende transportfiets, dus daar ben ik heel blij mee 😉 Na jaren speuren en onderzoeken bleek het antwoord over de leeftijd van de fiets gewoon nog verborgen in de achternaaf te zitten!
Nu is de fiets alleen nog merkloos. Ik vermoed dat deze fiets door een kleine maker is gebouwd, en dat ik het merk nooit ga achterhalen. Maar in ieder geval fijn nu een duidelijke datering te hebben!
Hopelijk na de huidige crisis kan ik deze fiets weer eens mee laten rijden met leuke toertochten.
De fiets is af! Ik had de fiets nog eventjes gehouden. Dan kon ik er nog een tijdje op rijden en nog hier en daar wat verbeteren. Je komt toch altijd wat tegen. Zo was een van de spatbordboutjes wat te lang, en kwam de ketting er soms tegen aan, de achterband zat nog niet helemaal lekker in de velg waardoor je een hobbeltje voelde etc. Nu is de fiets in een staat dat ik hem aan een volgende eigenaar kan overhandigen, die hem gelijk kan gebruiken. Ook al zal ik er geen cent op terugverdienen, ik vind het fijn als de volgende eigenaar er gewoon plezier van zal hebben.